E-PUPILLEN 1. ALGEMEEN E-pupillen zijn jongens en meisjes, die in het kalenderjaar 9 of 10 jaar oud zijn of worden. Bij Roda ‘46 spelen jongens en meisjes door elkaar. Het voetbalniveau van sommige kinderen verschilt flink van elkaar, ongeacht hun geslacht. De E’tjes zijn ingedeeld in teams die 7 tegen 7 spelen. Deze ploegen bestaan uit 9 of 10 spelers. Roda ’46 gaat het seizoen 2009-2010 van start met 18 teams bij de E’tjes. Het gaat in deze categorie vooral om het ontwikkelen van individuele technische vaardigheden en de algehele lichaamscoördinatie. 2. LEEFTIJDSKENMERKEN
2.1. Algemeen - De kinderen hebben een grote speldrang. Ze doen dingen vanwege het plezier-van-het-doen. De kinderen moeten de kans krijgen allerlei vaardigheden en oplossingen in spelsituaties spelend te oefenen. Zo'n aanpak resulteert in een steeds groter wordende handigheid en 'voetigheid' met de bal.
- Ze hebben een drang tot nabootsen. Iedere nieuwe beweging komt gedeeltelijk tot stand op grond van nabootsing. Voorbeelden zijn daarom van groot belang. Geef als trainer, indien mogelijk, goede voorbeelden.
- Ze hebben een groot uithoudingsvermogen. Dit betekent dat de kinderen veel kunnen voetballen.
- Leren is herhalen. Daarnaast hebben ze een aanzienlijke hoeveelheid inspanning nodig om zich helemaal uit te kunnen leven. Tijdig rustmomenten plannen is echter wel noodzakelijk.
- De kinderen kunnen al benoemen wat ze wel en niet leuk vinden. Dit kan een trainer informatie verschaffen over de voetbalbeleving van de kinderen. Belangrijk is hen te vragen waarom ze iets leuk of minder leuk vinden.
- Ze zijn doelgericht. Dit betekent dat in voetbalvormen het scoren een belangrijke invloed uitoefent op het voetbalgedrag van de kinderen. Het is belangrijk aan te geven hoe kan worden gescoord en hoe punten worden gehaald.
- Er is meer bereidheid tot samenwerken dan op jongere leeftijd. Het mogelijk gunstige resultaat van een “tikkie breed”, naar een speler die er beter voor staat, wordt langzamerhand onderkend.
2.2. Inzicht E-pupillen begrijpen het voetbalspel al beter dan F-pupillen, maar ze zijn absoluut nog niet in staat de voetbalbedoelingen als team na te streven. Vooral jonge E-pupillen spelen nog erg voor zichzelf, weten niet goed wat vrijlopen is, dus laat staan dat ze goed kunnen samenspelen. Hun gedrag is vaak erg spontaan en zo voetballen ze ook. Ze overzien de complexe speelsituatie slecht en doen wat hun spontaniteit hen ingeeft. Balverlies wisselt zich snel af met balverovering. Enerzijds komt dit door een beperkte balvaardigheid, anderzijds door het beperkte inzicht in het spel. Op de trainingen zal op de balvaardigheden veel getraind moeten worden, het inzicht door veel kleine partijtjes. 2.3. Concentratie De spelers op deze leeftijd hebben nog maar een beperkte concentratie. De aandacht is zo weg, ze zijn zeer snel afgeleid. Luisteren is een grote opgave voor ze. Ze leren veel meer door te doen en te kijken dan te luisteren. Stilstaan is nog een groot probleem voor ze. 2.4. Dynamisch E-pupillen zijn erg beweeglijk en zijn constant bezig met lijf en leden. De coördinatie is al wat beter dan bij de F'jes het geval is. Dit zie je aan het trappen van de bal en het meenemen ervan. Bij een groot aantal zie je al functionele passeerbewegingen ontstaan. Laat ze dit ten volle uitproberen, ook al zou zo'n speler beter over moeten spelen volgens de voetbalwetten. Dus: veel laten spelen! 2.5. Motivatie E-pupillen zijn ten opzichte van elkaar al een stuk socialer. Ze hebben al gevoel voor een opdracht. Voor hen wordt geldingsdrang en individuele prestatie al belangrijk, ze willen laten zien wat ze kunnen. 3. HET TRAINEN VAN E-PUPILLEN
3.1. Aandachts-/uitgangspunten: - spelers leren door hen veel aan de bal te laten
- ideale leeftijd voor het aanleren van nieuwe bewegingen: veel trainen op technische vaardigheden
- vervolgens trainen op veldbezetting en teamorganisatie (voor, achter, links, rechts: laten rouleren)
- oefeningen uitvoeren in vereenvoudigde wedstrijdsituaties: veel spel- en basisvormen
- inspelen op belevingswereld van de E-pupil en zingeving oefeningen en regels duidelijk maken
3.2. Inhoud: - afhankelijk van niveau geen of geringe weerstand invoeren
- basistechnieken en traptechnieken
- 1-1 duels en 1-2 combinaties
- lummelen met accent op nauwkeurige passing en balverwerking
- veldbezetting: bij balbezit vrijlopen, bij balverlies tegenpartij dekken en bal veroveren (voor, achter, links, rechts)
- geen conditietraining
3.3. Tips begeleiding / training: - als je iets wil uitleggen, doe het dan meteen voor. Zet de spelers van te voren daar waar je ze wilt hebben en houd de uitleg kort
- ga niet te lang met de stof door, maar zorg voor voldoende variatie
- benadruk het spel en niet de wedstrijd of onderlinge strijd. Bij lang niet elke E-pupil gaat het al om de punten maar om de beleving. Het willen of moeten winnen staat vaak een ontwikkeling van het spel in de weg
- houdt rekening met het taalgebruik van het kind. Gebruik geen moeilijke woorden als knijpen, kort, in de rug, positie houden, vrije ruimte, etc.
4. AANVULLENDE SPELREGELS F- EN E-PUPILLEN - De wedstrijden worden gespeeld op een half veld met kleinere doelen (5 bij 2 meter).
- Een complete ploeg in het veld bestaat uit een doelman en zes veldspelers. Het minimum aantal spelers inclusief doelman is vijf. Het doorlopend wisselen met een maximum van vijf spelers is toegestaan. Dit betekent dat het aantal door te wisselen spelers en het aantal malen dat men doorwisselt onbeperkt is.
Opmerking: Aanbevolen wordt om maximaal 7 tegen 7 te spelen. De praktijk heeft geleerd dat het spelen van 7 tegen 7 door spelers en coaches het meest waardevol wordt geacht. Bij 8 tegen 8, 9 tegen 9 of meer worden voetbalweerstanden (ruimten, tegenstanders etc.) voor spelers groter en dit komt het jeugdvoetballeerproces niet ten goede. - Het spel begint of wordt hervat in het midden van het veld. De tegenpartij moet een afstand van 5 meter in acht nemen.
- De buitenspelregel is niet van toepassing.
- Penalty’s worden slechts bij hoge uitzondering gegeven. De afstand is acht meter. (F-pupillen gebruiken hun handen ter bescherming: niet bestraffen). Indien een werkelijke doelkans door overtreding (opzet) wordt ontnomen, dan kan een strafschop worden gegeven.
· De keeper mag de bal in de handen pakken na een terugspeelbal. · Hoekschoppen worden als “halve corners” genomen. - Achterballen mogen door de doelman in het spel worden gebracht door het werpen van de bal of schieten uit de hand.
- Geen indirecte vrije trappen, ze mogen er allemaal direct in.
- De afstand tussen doellijn en penaltystip bedraagt 8 meter.
- Een inworp wordt op normale wijze genomen (foutief genomen inworpen moeten worden overgenomen).
- Op het speelveld mogen zich alleen de spelers en de scheidsrecht bevinden. Coaches, begeleiders en anderen mogen zich dus niet tijdens de wedstrijd tussen de spelers begeven.
|