D-PUPILLEN
1. ALGEMEEN
Er verandert nogal wat als je van de E’tjes naar de D-pupillen gaat. Wat dacht je bijvoorbeeld van een groot veld, nieuwe spelregels, een team van 11 in plaats van 7 spelers, buitenspel.
De overstap naar 11 tegen 11 kenmerkt zich door meer ruimte, grotere afstanden, meer spelers, complexere situaties, nieuwe spelregels en andere taakverdeling.
Er breekt voor de D-pupillen een nieuwe periode aan. De spelers zijn al goed gebouwd, hebben een betere coördinatie en kunnen veel meer concentratie opbrengen.
Download hier het boekje met informatie over de overgang van de E naar de D pupillen.
Klik hier om het PDF document te downloaden.
2. LEEFTIJDSKENMERKEN
2.1. Fysiek
De bewegingsdrang is bij de D-junioren nog vrij groot. Dat moet nog steeds als een positief element worden gezien; zonder die drang zou het opdoen van een veelzijdige voetbalervaring minder aan de orde zijn.
2.2. Motivatie
De D-pupil kan zich al aan bepaalde groepsregels houden. Ze kennen hun plaats in de groep snel. Ook zijn D-pupillen leergierig en willen vaak het hoogste bereiken. Er is veel prestatievergelijking. Bepaalde oefenvormen of spelen kunnen ze langer volhouden en ze zien het nut ervan in. Kortom, er is hier sprake van een goed leerklimaat.
2.3. Inzet en aandacht
De relatie met de wedstrijd is voor deze groep in grote lijnen duidelijk. Ze zijn prestatiegericht en zetten zich voor 100% in, hoewel ze hun krachten nog slecht kunnen verdelen. Dat je de wedstrijd niet alleen kunt winnen is de D-pupil overduidelijk. Het vermogen om samen te spelen is sterk gegroeid. Ze zijn op dit punt goed aanspreekbaar en kunnen al beter luisteren dan hun jongere collega's.
3. HET TRAINEN VAN D-PUPILLEN
3.1. Aandachts-/uitgangspunten
- oefenstof relateren aan de wedstrijd
- bepaling doel van de training en keuze voor de juiste basisvorm
- techniek vanuit wedstrijdsituatie ontwikkelen
- inzicht in teamorganisatie ontwikkelen (eerst accent op het voorkomen van doelpunten en het veroveren van de bal en vervolgens het opbouwen, aanvallen en scoren)
- de bedoelingen van de oefening / spelbedoeling duidelijk (zichtbaar / herkenbaar) maken
- het manipuleren van de weerstanden (makkelijker of moeilijker maken) en het gebruiken of aanpassen van de spelregels
- let op balaanname, verwerking en voortzetting
3.2. Inhoud
· werken met aangepaste weerstand
· direct spel
· breedte / diepte in het spel (onderlinge afstanden)
· spelhervattingen (bv. vrije trappen, ingooien, corners)
· schijn- en passeerbewegingen
· verdedigende technieken
· taakaanduidingen posities, positiespel (met en zonder bal)
· conditietrainingen: loop- en springscholing
· traptechniek verder ontwikkelen
3.3. Tips begeleiding / training
- geef voor de training aan wat je wilt gaan doen, dat motiveert de spelers, dan weten ze waarover het gaat
- doe de spelvorm met een aantal spelers voor, terwijl je het uitlegt; ze begrijpen het best door de oefenvorm te zien
- houdt de uitleg kort en bondig
- zet zoveel als mogelijk is van tevoren klaar, zodat geen kostbare voetbaltijd en concentratie verloren gaat
- als je merkt dat de concentratie verslapt, varieer dan
- doe een groot beroep op het samenspel, ze zijn er rijp voor
4. AFWIJKENDE SPELREGELS
Voor D-pupillen, die op een heel veld spelen, gelden afwijkende spelregels:
· Een doelschop wordt genomen, vanaf de rand van het strafschopgebied.
· De hoekschop wordt genomen op het snijpunt van de doellijn en het zogenaamde 10,15 meter streepje (gemeten vanaf de hoekvlag).
· Een vrije schop voor de verdedigende partij ten gevolge van een overtreding in het strafschopgebied (ook buitenspel) wordt genomen vanaf de rand van het strafschopgebied.
Een foutieve inworp moet opnieuw.